De term TOS of taalontwikkelingsstoornis is nog niet bij iedereen bekend. Wat zou iedere professional moeten weten over deze veel voorkomende ontwikkelingsstoornis? 

Taal en communicatie

Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben vaak ernstige en hardnekkige problemen met taal leren. Ze hebben moeite om zich te uiten en soms ook om anderen te begrijpen. We spreken van TOS als er geen duidelijke verklaring is voor de achterstand in de taalontwikkeling. Mogelijke verklaringen voor een taalachterstand zijn bijvoorbeeld gehoorproblemen, een Autisme Spectrum Stoornis of een algemene ontwikkelingsachterstand. 

Kinderen met TOS verschillen in de ernst van de taalproblemen en in hoeveel impact de taalproblemen hebben op het dagelijkse functioneren. Met dezelfde taalscores kan het ene kind zich in de dagelijkse communicatie beter redden dan het andere. De communicatieve participatie is samen met de hulpvraag van ouders, kind of school belangrijk voor de vraag welke zorg of ondersteuning nodig is. 

TOS heeft ook gevolgen voor hoe kinderen leren, zich voelen en gedragen. Met een communicatieve beperking kun je minder goed meedoen in de samenleving. Je maakt bijvoorbeeld minder makkelijk vrienden of hebt meer moeite om een opleiding te doen. TOS kan dus een leven lang gevolgen hebben. 

Vermoeden van TOS

Bij jonge kinderen wordt meestal gesproken over een vermoeden van TOS. Volgens de richtlijn TOS van de NVLF kan de diagnose TOS pas vanaf de leeftijd van 3 jaar gesteld worden. Tot deze leeftijd verschillen kinderen nog erg in taalvaardigheid. Jonge kinderen halen een taalachterstand meestal nog in zonder behandeling. Bij kinderen tot drie jaar is het daarom moeilijk om een taalachterstand te onderscheiden van een taalontwikkelingsstoornis. 

Ook bij kinderen ouder dan 3 jaar kun je spreken van een vermoeden van TOS. Bijvoorbeeld als een kind nog geen logopedische behandeling heeft gekregen of onvoldoende taalaanbod heeft gehad. Of als er andere ontwikkelingsproblemen zijn die de taalproblemen mogelijk verklaren, zoals problemen om contact met anderen te maken. 

TOS bij meertalige kinderen

Bij kinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands is het moeilijker om TOS vast te stellen. Een taalachterstand in het Nederlands kan komen door minder Nederlands taalaanbod. Bij meertalige kinderen is het daarom belangrijk om na te gaan of zij ook problemen hebben met het leren van de andere taal of talen. 

Als de problemen met het Nederlands ondanks extra aanbod en begeleiding toch blijven bestaan kan een logopedist of linguïst de diagnose (een vermoeden van) TOS stellen. 

Termen voor TOS

Sinds 2014 gebruiken we in Nederland de term taalontwikkelingsstoornis of TOS. In Engelstalige landen wordt sinds 2016 de term Developmental Language Disorder (DLD) gebruikt. In het verleden werden er verschillende andere termen gebruikt. Oudere termen zijn bijvoorbeeld Ernstige Spraak-Taal Moeilijkheden (ESM), dysfatische ontwikkeling, ontwikkelingsdysfasie, primaire taalstoornis en specifieke taalstoornis. In de Engelstalige literatuur is in het verleden vaak de term Specific Language Impairment (SLI) gebruikt. 

Verschillende profielen

De taalproblemen bij TOS kunnen van persoon tot persoon verschillen. Vaak wordt een grove tweedeling gemaakt tussen problemen in de taalproductie (expressieve problemen) en problemen in de taalproductie én het taalbegrip (expressieve en receptieve problemen). 

Daarnaast worden verschillende taaldomeinen onderscheiden. Een kind kan moeite hebben met:  

  • spraakklanken herkennen of maken (fonologie) 
  • woorden begrijpen of produceren (woordenschat of semantiek) 
  • zinnen begrijpen of produceren, daarvoor is zinsbouw en woordvorming nodig (grammatica) 
  • taal in context gebruiken, zoals een verhaal vertellen, humor begrijpen, figuurlijke taal gebruiken of de beurt nemen in een gesprek (sociale communicatie of pragmatiek) 

Als kinderen vooral problemen hebben met spraak, dan wordt dat soms ook wel een spraakontwikkelingsstoornis (SOS) of een fonologische stoornis genoemd. Deze kinderen zijn vaak moeilijk verstaanbaar. Als kinderen vooral problemen hebben met sociale communicatie wordt dat soms een sociale (pragmatische) communicatiestoornis of pragmatische taalstoornis genoemd.  

TOS SpraakTaalweb

Het TOS SpraakTaalweb geeft een overzicht van de mogelijke problemen in taal en communicatie. 

poster waarmee je kennis kunt maken met TOS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze poster is ook beschikbaar in andere talen:

English Arabic Polish Turkish

TIP

Werk je met kinderen? Bekijk dan onze tips voor taalstimulering. <link volgt later>
Er is ook een
poster voor ouders.

Prevalentie

Naar schatting heeft ongeveer 5-7% van de kinderen onverklaarde taalproblemen. Deze cijfers zijn gebaseerd op uitkomsten van taaltesten bij vijfjarigen en niet op zorgen van ouders of een klinisch oordeel. Niet al deze kinderen hebben dus een diagnose TOS en maar een klein deel van hen krijgt (intensieve) hulp. 

De prevalentie van TOS is afhankelijk van afspraken over diagnosestelling, zoals de mate van uitval op taaltesten en de keuze van taaltesten. Bovendien zijn scores op taaltesten niet stabiel over de tijd. Een kind van vier jaar kan bijvoorbeeld (net) voldoende scoren op taaltesten maar een jaar later toch voldoen aan de criteria voor TOS. Het omgekeerde komt ook voor. 

De diagnose TOS wordt vaker gesteld bij jongens dan bij meisjes. Zij worden ook eerder en vaker doorverwezen voor diagnostisch onderzoek. Dat kan komen doordat jongens vaker bijkomende gedragsproblemen laten zien, waardoor ze sneller opvallen en worden onderzocht. 

Risicofactoren

TOS heeft geen duidelijk aanwijsbare oorzaak. Taal is een complexe vaardigheid waar veel verschillende hersengebieden bij betrokken zijn. De werking van de hersenen wordt daarnaast beïnvloed door biologische, genetische en omgevingsfactoren.  

Bekende risicofactoren voor TOS zijn een familiegeschiedenis van spraak- en/of taalproblemen, lager opgeleide ouders en een lagere kwaliteit van het taalaanbod. Andere risicofactoren zijn bijvoorbeeld vroeggeboorte, een laag geboortegewicht of roken tijdens de zwangerschap. Op deze Praatplaat staat een overzicht van mogelijke oorzaken van TOS. Kijk voor meer informatie ook bij Neurocognitieve Ontwikkeling en Wetenschap. 

Voorspellers

De belangrijkste voorspellers voor het verloop van de taalontwikkeling zijn de ernst en de aard van de (vroege) taalproblemen. Kinderen met expressieve én receptieve problemen gaan minder snel vooruit in hun taalontwikkeling en hebben vaker hardnekkige taalproblemen. Deze kinderen hebben ook vaker bijkomende gedragsproblemen.  

Kinderen met bijkomende problemen, zoals een lager IQ, hyperactiviteit of gedragsproblemen, hebben een minder gunstige prognose op volwassen leeftijd. Goede sociale vaardigheden zijn een beschermende factor, bijvoorbeeld voor psychosociale problemen zoals angst of depressie. 

Niet alleen taal

Kinderen met TOS hebben meestal niet alleen problemen met taal. Cognitieve vaardigheden die met taal samenhangen zijn in vergelijking met leeftijdgenoten vaak ook zwakker. Dat zijn vaardigheden zoals werkgeheugen, aandacht, executieve functies of het kunnen ontdekken van patronen. Kinderen met TOS hebben ook vaker problemen met schoolse vaardigheden zoals lezen en rekenen. Ook problemen met motorische vaardigheden komen vaker voor bij kinderen met TOS.  

Kinderen met TOS hebben ook vaker sociale en emotionele problemen. Ze kunnen door hun taalproblemen meer moeite hebben om zich in anderen te verplaatsen en minder makkelijk vrienden maken. Gedragsproblemen of psychologische problemen komen ook vaker voor, zoals hyperactiviteit, teruggetrokken gedrag of een laag zelfvertrouwen. 

Bij ernstige problemen in andere domeinen past soms een tweede diagnose, zoals dyslexie, dyscalculie, (kenmerken van) Autisme Spectrum Stoornis (ASS) of Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD). Meer informatie hierover is te vinden bij Andere stoornissen 

TOS in verschillende levensfasen

TOS kan er in elke levensfase anders uitzien. Kinderen kunnen bijvoorbeeld op 3-jarige leeftijd moeite hebben met spraakklanken, maar later vooral problemen hebben met grammatica of sociale communicatie. In elke fase worden ook andere eisen gesteld aan taal en communicatie. Hoe ouder een kind wordt, hoe meer nadruk er komt te liggen op mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid.

De taalvaardigheid en communicatieve redzaamheid kunnen verbeteren over de tijd, bijvoorbeeld door logopedische behandeling of ondersteuning in onderwijs. Ook kunnen mensen met TOS leren om beter met hun taalproblemen om te gaan, zodat ze er minder last van hebben. Het is ook mogelijk dat taalproblemen verdwenen lijken te zijn, maar later toch weer verschijnen. In de Nederlandse langlopende studie Taal in Zicht worden kinderen met TOS gevolgd. 

Jongeren en (jong)volwassenen met TOS kunnen op allerlei vlakken problemen ondervinden. Taal heb je nodig om teksten te lezen, vreemde talen te leren of een discussie te voeren. Maar ook om vriendschappen aan te gaan en te onderhouden. Jongeren en (jong)volwassenen met TOS kunnen meer moeite hebben met de weg naar zelfstandigheid. Ze hebben meer kans op problemen rondom opleiding, werk, zelfstandig wonen en sociale contacten. Ze hebben bijvoorbeeld vaker hulp nodig bij financiën, administratie en huishouden. Een samenvatting vind je op deze poster van het TOS-Koploper project. Zie voor meer informatie over uitkomsten op latere leeftijd de literatuurstudie Opgroeien met TOS. 

Het is belangrijk dat in verschillende levensfasen passende begeleiding wordt aangeboden aan mensen met TOS. Meer informatie over de mogelijkheden vind je op de pagina’s Behandeling en ondersteuning en Schoolse ontwikkeling. 

Meer lezen?

Bronnen

  • Bishop, D. V., Snowling, M. J., Thompson, P. A., Greenhalgh, T., & Catalise Consortium. (2016). CATALISE: A multinational and multidisciplinary Delphi consensus study. Identifying language impairments in children. PLOS one, 11(7). https://doi.org/10.1371/journal.pone.0168066
  • Bishop, D. V., Snowling, M. J., Thompson, P. A., Greenhalgh, T., Catalise‐2 Consortium, Adams, C., … & house, A. (2017). Phase 2 of CATALISE: A multinational and multidisciplinary Delphi consensus study of problems with language development: Terminology. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 58(10), 1068-1080. https://doi.org/10.1111/jcpp.12721
  • Bretherton, L., Prior, M., Bavin, E., Cini, E., Eadie, P., & Reilly, S. (2014). Developing relationships between language and behaviour in preschool children from the Early Language in Victoria Study: Implications for intervention. Emotional and Behavioural Difficulties, 19: 7-27. https://doi.org/10.1080/13632752.2013.854956
  • Calder, D. S., Brennan-Jones, C. G., Robinson, M., Whitehouse, A. & Hill, E. (2022). The prevalence of and potential risk factors for Developmental Language Disorder at 10 years in the Raine study. Journal of Paediatrics and Child Health, 58, 2044-2050. https://doi.org/10.1111/jpc.16149
  • Eadie, P., Nguyen, C., Carlin, J., Bavin, E., Bretherton, L., & Reilly, S. (2014). Stability of language performance at 4 and 5 years: Measurement and participant variability. International Journal of Language & Communication Disorders, 49(2), 215–227. https://doi.org/10.1111/1460-6984.12065
  • Elbro, C., Dalby, M., & Maarbjerg, S. (2011). Language‐learning impairments: a 30‐year follow‐up of language‐impaired children with and without psychiatric, neurological and cognitive difficulties. International Journal of Language & Communication Disorders, 46(4), 437-448. https://doi.org/10.1111/j.1460-6984.2011.00004.x
  • Law, J., Boyle, J., Harris, F., Harkness, A., & Nye, C. (2000). Prevalence and natural history of primary speech and language delay: Findings from a recent systematic review of the literature. International Journal of Language & Communication Disorders, 35: 165-188. https://doi.org/10.1111/j.1460-6984.2000.tb00001.x
  • Law, J., Rush, R., Schoon, I., & Parsons, S. (2009). Modeling developmental language difficulties from school entry into adulthood: Literacy, mental health, and employment outcomes. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 52, 6, 1401-1416. https://doi.org/10.1044/1092-4388(2009/08-014
  • McGregor, K. K., Ohlmann, N., Eden, N., Arbisi-Kelm, T., & Young, A. (2023). Abilities and disabilities among children with developmental language disorder. Language, Speech, and Hearing services in Schools, 54(3), 927-951. https://doi.org/10.1044/2023_LSHSS-22-00070
  • Mountford, H. S., Braden, R., Newbury, D. F. & Morgan, A. T. (2022). The genetic and molecular basis of developmental language disorder: A review. Children, 9, 586. https://doi.org/10.3390/children9050586
  • Nilsson, K. K., & de Lopez, K. J. (2016). Theory of mind in children with specific language impairment: A systematic review and meta‐analysis. Child development, 87(1), 143-153. https://doi.org/10.1111/cdev.12462
  • Rudolph, J. M. (2016). Case History Risk Factors for Specific Language Impairment: A systematic review and meta-analysis. American Journal of Speech-Language Pathology, 26, 3, pp. 991-1010. https://doi.org/10.1044/2016_AJSLP-15-0181
  • Singer, I., Klatte, I., Cnossen, I., & Gerrits, E. (2017). Communicatieve redzaamheid bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Ontwikkeling van consensus over het begrip. Nederlands tijdschrift voor Logopedie, 4, 18-25. 
  • Stephan, M., Diender, M., Uilenburg, N., & Wiefferink, C.H. (2015). Verwijzing van kinderen met een taalachterstand naar een audiologisch centrum. Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg, 47, 96-100. DOI 10.1007/s12452-015-0023-9 
  • Snowling, M. J., Bishop, D. V. M., Stothard, S. E., Chipchase, B., & Kaplan, C. (2006). Psychosocial outcomes at 15 years of children with a preschool history of speech‐language impairment. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47(8), 759-765. https://doi.org/10.1111/j.1469-7610.2006.01631.x
  • Stothard, S. E., Snowling, M. J., Bishop, D. V., Chipchase, B. B., & Kaplan, C. A. (1998). Language-impaired preschoolers: A follow-up into adolescence. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 41(2), 407-418. https://doi.org/10.1044/jslhr.4102.407
  • Tomblin, J. B., Smith, E., & Zhang, X. (1997). Epidemiology of specific language impairment: Prenatal and perinatal risk factors. Journal of Communication Disorders, 30(4), 325-344. https://doi.org/10.1016/S0021-9924(97)00015-4
  • Tomblin, J. B., Records, N. L., Buckwalter, P., Zhang, X., Smith, E., & O’Brien, M. (1997). Prevalence of specific language impairment in kindergarten children. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 40(6), 1245-1260. https://doi.org/10.1044/jslhr.4006.1245
  • Vermeij, B. A., Wiefferink, C. H., Scholte, R. H., & Knoors, H. (2022). Predictors in language proficiency of young children with presumed developmental language disorder within the setting of early language intervention. Frontiers in Communication, 7, 1011175. https://doi.org/10.3389/fcomm.2022.1011175
  • Wiefferink, K., van Beugen, C., Wegener Sleeswijk, B., & Gerrits, E. (2020). Children with language delay referred to Dutch speech and hearing centres: caseload characteristics. International Journal of Language & Communication Disorders, 55(4), 573-582. https://doi.org/10.1111/1460-6984.12540
  • World Health Organization. ICD-11 for mortality and morbidity statistics (ICD-11 MMS) 2018 version. https://icd.who.int/browse11/l-m/en