ProfessionalsOver TOSOverige ontwikkeling

Kinderen met TOS hebben meer kans op problemen in domeinen die belangrijk zijn tijdens het opgroeien. Op deze pagina vind je meer informatie over motorische ontwikkeling, spelontwikkeling, zindelijkheid en slapen.

Motorische ontwikkeling

Kinderen met TOS hebben vaker problemen in hun motorische ontwikkeling. Ze behalen mijlpalen iets later, zoals zelfstandig lopen, een bal gooien en op een driewieler rijden. Een deel van de kinderen met TOS heeft moeite met fijne motoriek: bijvoorbeeld voorwerpen grijpen en vasthouden, knippen, kralen rijgen, een pen vasthouden of uit een beker drinken. Ook doen ze langer over complexe fijnmotorische taken zoals het bouwen van een blokkentoren of veters (leren) strikken. Op school kunnen kinderen met TOS meer moeite hebben met tekenen en schrijven.

“Het valt me op dat de kinderen op mijn behandelgroep nog moeite hebben met de fijne motoriek. Dingen als knippen, prikken en schoenen aantrekken vinden ze lastig.”
Pedagogisch behandelaar, behandelgroep TOS

Kinderen met TOS lijken meer problemen te hebben met de fijne motoriek dan met de grove motoriek. Toch komen problemen met grove motoriek ook voor, zoals bij springen, evenwicht bewaren of leren zwemmen. Het kan hierdoor moeilijker zijn om mee te doen aan spel of sport en om contact te maken met leeftijdsgenoten. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor het zelfbeeld van een kind.  

Problemen in taal en motoriek komen vaak samen voor, maar er is geen duidelijke oorzaak-gevolg relatie. Er is geen bewijs dat je de taalvaardigheid kunt verbeteren door motoriek te trainen of andersom. De motorische ontwikkeling is wel belangrijk voor ontdekken, spelen en sociaal-emotionele vaardigheden, die op hun beurt weer de taalontwikkeling beïnvloeden. 

Bij een vermoeden van motorische problemen kan een fysio- of oefentherapeut verder onderzoek doen en eventueel behandelen. Bij sommige kinderen met TOS zijn de problemen met de motoriek en coördinatie zo ernstig dat een diagnose DCD (Developmental Coordination Disorder) of dyspraxie passend is. Kijk voor informatie over DCD bij Andere stoornissen.

Spraakmotoriek

Een deel van de kinderen met TOS heeft ook problemen met spraakmotoriek: het bewegen van de spieren van mond, lippen, tong, wangen en kaak bij het spreken. Zij hebben moeite met de uitspraak van klanken en woorden en zijn daardoor minder goed verstaanbaar. Logopedisten kunnen spraakmotorische problemen behandelen. Bij ernstige spraakmotorische problemen kunnen kinderen ook worden doorverwezen naar de kinderrevalidatie. Kijk voor meer informatie over spraakproblemen bij Andere stoornissen (andere Spraak- en Taalstoornissen). 

Bij kinderen met TOS komen ook meer problemen met mondmotoriek voor: beweging van dezelfde spieren als voor de spraak, maar dan bij slikken, kauwen, zuigen of blazen. Een zwakke mondmotoriek kan samenhangen met problemen rondom eten en drinken, zoals moeite met vast voedsel, langzaam eten, kokhalzen, verslikken en voedsel weigeren. De spieren werken bij mondmotoriek anders samen dan bij spraakmotoriek. Het oefenen van de mondmotoriek verbetert niet de spraakmotoriek. Preverbaal logopedisten hebben veel kennis over deze vroege vaardigheden. 

Spelontwikkeling

De spelontwikkeling van kinderen hangt nauw samen met hun taalontwikkeling. Door de omgeving te verkennen en te spelen met anderen ontwikkelt een kind zich ook in taal. Kinderen hebben ook taal nodig om spel te begrijpen en om met andere kinderen te communiceren tijdens het spelen. Kinderen met TOS hebben dan ook vaker een achterstand in de spelontwikkeling.

“Het valt me op dat kinderen met TOS met weinig fantasie spelen en weinig samen spelen. Ze onderzoeken materiaal maar komen niet tot rollenspel. Ze rijden bijvoorbeeld alleen heen en weer met auto’s en treinen.”
GZ-psycholoog behandelgroep TOS

Spel ontwikkelt zich in verschillende fases, waarbij taal steeds belangrijker wordt. Vooral bij symbolisch en sociaal spel worden de verschillen tussen kinderen met en zonder TOS groter. Vanaf ongeveer 1,5 jaar begint de ontwikkeling van symbolisch spel met ‘doen-alsof’. Een kind laat bijvoorbeeld een speelgoedauto rijden en zegt “broem broem”. Vanaf ongeveer 3 jaar geeft een kind met taal nieuwe betekenissen aan voorwerpen. Zo kan een kartonnen doos een boot worden. Taal wordt vanaf deze leeftijd ook gebruikt om een verhaal te bedenken en rollenspellen te spelen. 

TIP
Speelt een kind met TOS alleen en in stilte? Speel dan eens mee. Benoem wat jullie doen en probeer het spel te verrijken met nieuwe ideeën en interactie.

Kinderen leren gemiddeld tussen de leeftijd van 1,5 jaar en 2 jaar spelelementen te combineren. Ze laten een auto bijvoorbeeld rijden over een weg of botsen tegen een boom. Kinderen leren tijdens deze periode ook om zinnen met twee woorden te maken. Ze zeggen bijvoorbeeld “auto rijden” of “auto boem”. En ze begrijpen dat een blokje een stoplicht voorstelt en dat de auto daarom bij het blokje moet stoppen. Kinderen met TOS kunnen door hun taalproblemen soms minder goed meedoen met symbolisch spel van leeftijdsgenoten. 

“Taal is niet los verkrijgbaar. Taal ontwikkelt zich in een ondeelbaar geheel van spelen, motorische ontwikkeling, aandacht kunnen opbrengen, maar voornamelijk door te spelen, spelen en spelen, waarbij je ze taal aanbiedt.”
S. Goorhuis-Brouwer, hoogleraar orthopedagogiek, 2011

Vanaf ongeveer 3,5 jaar wordt taal belangrijker dan het materiaal. Voor fantasie- en rollenspel en spellen met regels is rijkere taal nodig. Spel ontwikkelt zich tot sociaal spel dat steeds meer gericht is op anderen. Daarbij worden sociale en communicatieve vaardigheden steeds belangrijker. Bijvoorbeeld een ander troosten, afspraken met elkaar maken, je aan regels houden en tegen je verlies kunnen. 

De communicatieve vaardigheden van kinderen met TOS zijn vaak minder goed ontwikkeld. Tijdens het spelen kan hierdoor miscommunicatie of ruzie ontstaan. Kinderen met TOS spelen vaker met jongere kinderen die een lager spel– en taalniveau hebben. Soms spelen kinderen met TOS juist met oudere kinderen, die de leiding in het spel nemen. Het kind met TOS volgt dan het sociaal spel van de oudere kinderen. 

TIP

Begeleid als volwassene het spel. Leg bijvoorbeeld de regels een keer extra uit aan kinderen met TOS.

Door de spelontwikkeling te stimuleren kun je ook de taalontwikkeling stimuleren. Een gedragskundige kan de spelontwikkeling in kaart brengen met een spelobservatie en een spelanalyse. Heeft een kind problemen in de spelontwikkeling? Dan heeft dat mogelijk ook gevolgen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Kijk voor meer informatie ook bij Sociaal-emotionele ontwikkeling. 

Bij opgroeiende kinderen is verantwoord mediagebruik een belangrijk onderwerp. Schermgebruik kan de taalontwikkeling negatief beïnvloeden. Voor kinderen met TOS is het nog belangrijker om de schermtijd te beperken en om spel en interactie met anderen te stimuleren. Het NJI geeft adviezen voor een gezonde mediaopvoeding. 

Zindelijkheid

Uit de praktijk blijkt dat zindelijkheid een probleem kan zijn bij kinderen met TOS. Er zijn aanwijzingen dat zij ruim een jaar tot anderhalf jaar later zindelijk zijn dan leeftijdsgenoten zonder TOS. Kinderen met TOS zijn gemiddeld rond de 3 jaar en 8 maanden overdag zindelijk en rond de 5 jaar ook ’s nachts. 

Zindelijkheidsproblemen kunnen samenhangen met motorische vaardigheden en timing. Maar ook zwakkere executieve functies lijken een rol te spelen, met name werkgeheugen en inhibitie. Een kind vergeet bijvoorbeeld de opdracht om naar het toilet te gaan of raakt afgeleid. 

“Het valt op dat een deel van de kinderen op de behandelgroep later zindelijk wordt. Als ze naar de wc gaan, hebben ze moeite om een plan te maken van wat ze moeten doen.”
Pedagogisch behandelaar, behandelgroep TOS

Zindelijk worden is een belangrijke stap in de ontwikkeling. Het geeft een kind een gevoel van verantwoordelijkheid en zelfvertrouwen. Kinderen die nog niet zindelijk zijn, kunnen minder goed meedoen; ze mogen bijvoorbeeld nog niet naar de basisschool. 

TIP

Heeft een kind met TOS problemen met zindelijk worden? Dan kan het helpen om de verschillende stappen van het toiletbezoek te laten zien met picto’s of foto’s.

Zindelijkheid kan invloed hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Kinderen kunnen zich schamen en kinderfeestjes, schoolreisjes of logeerpartijtjes vermijden. Ouders kunnen ook meer opvoedstress ervaren door de zindelijkheidsproblemen van hun kind. Soms voelen ouders zelf schaamte, waardoor de relatie tussen ouder en kind onder druk komt te staan. 

De GGD of het Centrum voor Jeugd en Gezin kunnen gezinnen ondersteunen bij zindelijkheidsproblemen. Vanaf 4 jaar kunnen kinderen ook doorverwezen worden naar een poliklinisch spreekuur (Plas- en Poeppoli). Kijk voor meer informatie ook bij het Kenniscentrum bedplassen.

Slapen en vermoeidheid

Slaap is belangrijk om gezond op te groeien en speelt ook een rol bij de taalontwikkeling. Tijdens de slaap wordt informatie opgeslagen in het geheugen, zoals nieuwe woorden en grammaticale regels.

Er zijn aanwijzingen dat kinderen met TOS vaker slaapproblemen hebben: ze vallen moeilijker in slaap, worden ‘s nachts vaker wakker of worden te vroeg wakker. Ouders en professionals signaleren dat kinderen met TOS vaker moe zijn. Er zijn ook aanwijzingen uit onderzoek dat kinderen met TOS vaker moe zijn tijdens en na school, bijvoorbeeld tijdens samenwerken, praten en luisteren naar de leerkracht. Voor kinderen die moeite hebben met taal kost luisteren op school meer energie. Ook spreken en reageren op de ander kost dan vaak meer inspanning. Wanneer een kind al moe is, is het nog moeilijker om gesproken informatie te verwerken. 

TIP

Voor sommige kinderen met TOS is het fijn op school even niet te hoeven te luisteren of praten. Het kan dan prettig zijn om te bewegen of iets creatiefs te doen.

Vermoeidheid kan een negatieve invloed hebben op het welzijn en de schoolprestaties. Vermoeide kinderen kunnen zich bijvoorbeeld minder goed concentreren op de les. Sommige kinderen met TOS hebben tijdens of na school last van een vol hoofd of hoofdpijn. Rust in de klas door goed klassenmanagement is daarom belangrijk. Kijk ook bij Schoolse ontwikkeling voor meer informatie voor onderwijsprofessionals. 

TIP

Denk bij slaapproblemen ook aan schermgebruik. Het is belangrijk dat kinderen een uur voor het slapen gaan geen computer, tablet of smartphone meer gebruiken.

Kijk voor meer informatie over slaapproblemen bij het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Bij ernstige slaapproblemen kunnen ouders via de huisarts of jeugdarts een verwijzing krijgen voor specialistische zorg. 

Meer lezen?

Burger, E. Hoevenaars, J. (2012). Motoriek en spel bij kinderen met taalstoornissen. In E. Burger, M. van de Wetering & M. van Weerdenburg (Reds.) Kinderen met specifieke taalstoornissen (pp. 103-113). Acco Uitgeverij.

Van den Boogaard, S., Peet, S., & Wiefferink, K. (2024). Motorische vaardigheden van peuters met (een vermoeden van) TOS, VHZ-online.

Bronnen

  • Arts, I. (2023). Nou moe?! Een taalontwikkelingsstoornis hebben, is dat vermoeiend? Onderzoek naar vermoeidheid bij kinderen met TOS van 8-12 jaar in het regulier primair onderwijs in Nederland. Masterscriptie HAN.
  • Bruins, M. & Van Veen, P. (2011). Goorhuis-Brouwer neemt afscheid als hoogleraar, Van Horen Zeggen.
  • Botting, N., & Baraka, N. (2018). Sleep behaviour relates to language skills in children with and without communication disorders. International Journal of Developmental Disabilities, 64(4-5), 238-243.
  • Diepeveen, F. B., van Dommelen, P., Oudesluys‐Murphy, A. M., & Verkerk, P. H. (2018). Children with specific language impairment are more likely to reach motor milestones late. Child: Care, health and development, 44(6), 857-862.
  • Malas, K., Trudeau, N., Giroux, M. C., Gauthier, L., Poulin, S., & McFarland, D. H. (2017). Prior history of feeding–swallowing difficulties in children with language impairment. American Journal of Speech-Language Pathology, 26(1), 138-145.
  • Kisjes, J., van der Schaaf, A. L., Noordstar, J. J., Mombarg, R., Gerrits, E., Wijnen, F., & Luinge, M. R. (2025). A systematic review of language and motor skills in children with developmental coordination disorder (DCD) and developmental language disorder (DLD). Research in Developmental Disabilities161, 104994.
  • Müürsepp, I., Ereline, J., Gapeyeva, H., & Pääsuke, M. (2009). Motor performance in 5-year-old preschool children with developmental speech and language disorders. Acta Peadiatrica, 98(8), 1334-1338.
  • Oudgenoeg-Paz, O., Volman, C. & Leseman, P. (2016). First steps into language? Examining the specific longitudinal relations between walking, exploration and linguistic skills. Frontiers in Psychology, 7, 1458.
  • Rescorla, L., & Goossens, M. (1992). Symbolic play development in toddlers with Expressive Specific Language Impairment (SLI-E). Journal of Speech and Hearing Research, 35, 1290-1302.
  • Rintala, P., & Linjala, J. (2003). Scores on test of gross motor development of children with dysphasia: A pilot study. Perceptual and motor skills, 97(3), 755-762.
  • Sanjeevan, T., & Mainela-Arnold, E. (2019). Characterizing the motor skills in children with specific language impairment. Folia Phoniatrica et Logopaedica, 71(1), 42-55.
  • Short, E. J., Schindler, R. C., Obeid, R., Noeder, M. M., Hlavaty, L. E., Gross, S. I., Lewis, B., Russ, S., & Manos, M. M. (2020). Examining the Role of Language in Play Among Children With and Without Developmental Disabilities. Language, Speech and Hearing Services in Schools, 51(3), 795-806.
  • Tseng, Y. T., & Hsu, H. J. (2023). Not only motor skill performance but also haptic function is impaired in children with developmental language disorder. Research in Developmental Disabilities, 134, 104412.
  • Van Raaphorst, N., & Willemen, A. (2021). Zindelijkheidsproblemen bij kinderen met een TOS. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 60(1), 45- 50.
  • Visscher, C., Houwen, S., Scherder, E. J. A., Moolenaar, B., & Hartman, E. (2007). Motor profile of children with developmental speech and language disorders. Pediatrics, 120,158- 163. 
  • Visscher, C., Houwen, S., Moolenaar, B., Lyons, J., Scherder, E. J. A., Hartman, E. (2010) Motor proficiency of 6-to 9-year-old children with speech and language problems. Developmental Medicine and Child Neurology, 52(11), 254-258.